Fragmenten

Dagboek uit Bombay

uit Dagboek uit Bombay
Isabel was amper vanuit de prettig koele auto in de onaangename hitte van buiten beland, toen haar mouw werd vastgepakt door een graaiende hand die vastzat aan de magere en ongewassen arm van een man. Hij vroeg om iets. Aan de armzalige toestand van de rest van zijn lichaam te zien, moest het geld of eten zijn. Bij een tweede blik zag ze dat hij geen tanden had en ze kon zo gauw maar één been ontdekken. Ze bevrijdde zich uit zijn greep en keek hem verontschuldigend aan. Hij hield zich staande met een krakkemikkige kruk die ooit door een onhandige knutselaar in elkaar moest zijn geflanst. En hij rook naar urine.
Ze wrong zich door een klont mensen die een kakofonie van mechanisch, elektronisch en organisch geproduceerde geluiden voortbracht en omgeven was door een geurmelange van armzalige persoonlijke hygiëne en citrusvruchten. Het contrast met het rustige dorp waar ze woonde – omgeven door weilanden, bos, heide en vennen – kon niet groter zijn. Voorbij de klont mensen werd het rustiger. In de verte klonk gerommel van naderend onweer, maar dat kon ook een trein op een viaduct zijn of haar maag. Ze hield een taxi aan en gaf het adres van het hotel. De bestuurder smeet haar koffer in de achterbak en kroop achter het stuur. ‘Een paar minuten, ma’am,’ zei hij toen ze vroeg hoelang de rit naar het hotel zou duren. Wanneer hij rechtsaf wilde, stak hij zijn arm uit het raam en was het een zaak van leven of dood om zijn Toyota door het verkeer te manoeuvreren. In een tijdsbestek van vijf minuten stierf en herrees Isabel vier keer.

    
 
 
 
inDelen